Waarom Asian hate zo’n hardnekkig en tegelijkertijd onzichtbaar probleem is
‘Hey loempia!’ ‘Sambal bij?’ ‘Coronavirus!’ ‘Ni hao!’ – De kans dat je als Nederlander met een Aziatische achtergrond deze opmerkingen weleens naar je hoofd geslingerd krijgt of al hebt gekregen is erg groot. Uit onderzoek van UvA en Fontys uit 2024 blijkt namelijk dat meer dan één op de drie Zuidoost-Aziatische Nederlanders discriminatie meemaakt en Chinese Nederlanders zelfs één op de twee. De samenleving reageerde geschokt op deze cijfers, maar voor veel mensen uit de Aziatische community was dit verwacht resultaat en wijst dit op een veel dieper, onzichtbaar probleem.
‘De cijfers van het onderzoek van de Uva en Fontys verbazen mij totaal niet,’ vertelt Joey Poerwoatmodjo, die zelf al eerder onderzoek deed naar discriminatie richting Oost-Aziatische Nederlanders tijdens de coronapandemie in De Stilte voorbij. ‘Toen wij onderzoek deden naar discriminatie richting Oost-Aziaten tijdens de coronapandemie in 2021, kwamen er al soortgelijke cijfers naar boven en ons onderzoek was niet zo grondig als wat nu is gedaan.’
‘Ik vond het schokkend om te ontdekken dat Chinezen in Nederland hetzelfde aandeel discriminatie ervaren als Marokkanen in Nederland.’ – Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA.
Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA en ook betrokken was bij het recentelijke onderzoek naar discriminatie richting Zuidoost-Aziatische Nederlanders, was zelf wel verbaasd. ‘Ik vond het schokkend om te ontdekken dat Zuidoost-Aziaten en zeker Chinese Nederlanders, hetzelfde aandeel discriminatie ervaren als Marokkaanse Nederlanders.’ Volgens haar werd er vaak gedacht dat Aziaten niet zoveel last hadden van discriminatie en zich zoveel mogelijk conflict vermijdend opstelden om problemen voorkomen.
Hardnekkige stereotypen
Het idee dat Aziaten conflict vermijdend zouden zijn, komt van een stereotyperend beeld. Minderheden in Nederland worden gestereotypeerd, omdat ze niet ‘voldoen’ aan de normen van de dominante samenleving. Ook al ben jij je hier als persoon bewust van, categoriseren wij mensen van nature. Dit kan er ook voor zorgen dat bepaalde bevolkingsgroepen en individuele personen uit deze bevolkingsgroep een label opgeplakt krijgen – een onterecht label.
Uit het onderzoek van de UvA en Fontys en het onderzoek van De Stilte Voorbij, komen er drie hoofdstereotypen naar voren. Te beginnen met de zogenoemde ‘modelminderheid’. Deze term houdt in dat Aziatische Nederlanders een voorbeeldminderheid zouden zijn, mensen die hard werken en geen problemen maken. Personen met een minder stevige mening en families die zich goed zouden assimileren. Zij zouden een ‘voorbeeld’ zijn voor andere minderheden in Nederland. Dit is overigens een mythe, vertelt Yong-Qi Cong, mede onderzoeker van het onderzoek naar anti-Zuidoost-Aziatisch racisme, in een artikel van Red Press: ‘Er zijn helemaal geen cijfers namelijk dat Aziatische Nederlanders het daadwerkelijk beter doen qua carrière in Nederland dan andere minderheden.’
‘Dat mannen vaker racistische opmerkingen maken op straat is niet gek. Mannen voelen zich comfortabeler om sociaal ongewenst gedrag te vertrouwen dan vrouwen.’ – Saskia Daru, projectleider Sociale Veiligheid bij Movisie.
Een volgend stereotype en de uiting hiervan, dit speelt zich vooral af in de openbare ruimte, is het roepen van Chinese en Indonesische gerechten en begroetingen naar Aziatische Nederlanders. Foe yong hai, babi pangang, loempia, ‘sambal bij’, maar ook ‘ni hao’. Tijdens de uitbraak van de coronapandemie ervaarden vooral veel Chinese mensen meer discriminatie. Op straat werd er dan ‘Chinavirus’ of ‘corona’ geschreeuwd. Ook werd er zichtbaar meer afstand van hen gehouden, dan van mensen met een andere afkomst, gaven respondenten aan tijdens interviews van het onderzoek De stilte voorbij. Uit zowel De Stilte Voorbij als het onderzoek van de UvA en Fontys blijkt dat witte mannen en groepjes jongens voornamelijk de pleger van discriminatie zouden zijn op straat. Dit is niet zo gek, legt Saskia Daru, projectleider Sociale Veilgheid bij Movisie (Landelijk kennisinstituut voor aanpak van sociale vraagstukken) uit. ‘Mannen voelen zich comfortabeler om zich uit te spreken op straat en minder sociaal wenselijk gedrag te vertonen dan vrouwen.’
Het laatste stereotype – wat voornamelijk ervaren wordt door vrouwen – is hyperseksualisering. Door zogenoemde yellow fever zouden mannen (met uitzondering van Aziatische mannen) alleen met Aziatische vrouwen willen daten. Dit met de reden dat zij onderdanig en verzorgend zouden zijn. Ook zouden zij meedoen aan hun seksuele fantasieën en ‘strak van onder’ zijn. Yellow fever is anders dan een bepaalde voorkeur hebben voor een partner. In de hyperseksualisering van Aziatische vrouwen zit een oneerlijke verhouding, vertelt Willemijn Krebbekx, senior onderzoeker bij Atria Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. ‘De Aziatische vrouw wordt in wijze gezien als ‘exotisch’, ‘primitief’ en iemand ‘die leiding nodig heeft’, terwijl de vaak witte man ‘stabiel’ zou zijn en ‘een leider’, hier heeft Palestijns-Amerikaanse onderzoeker Edward Saïd ook veel over geschreven, hij noemt dit oriëntalisme’. Oriëntalisme gaat om macht en lust, dat is anders dan het hebben van een gelijkwaardige partner. ‘Het verbinden van seksuele eigenschappen aan etnische categorieën om te bepalen waar je staat op de evolutionaire ladder, is al eeuwenoud,’ voegt Krebbekx toe.
‘Aziatische vrouwen worden tweeledig gediscrimineerd. Op gebied van hun geslacht en hun afkomst,’ vertelt Mann. ‘Daarbij bleek uit ons onderzoek ook dat jongere mensen meer discriminatie meemaken dan oudere mensen.’ Dit betekent volgens haar niet direct dat de discriminatie erger is geworden, maar simpelweg omdat jongere mensen op meer plekken en met meer verschillende mensen in aanraking komen. Ze gaan naar school, werk, uit. ‘Dit zijn verschillende plekken waar discriminatie kunnen plaatsvinden, hoe meer je naar buiten gaat, hoe meer discriminatie je meemaakt,’ aldus de onderzoekster.
‘Hoe meer je als jongere naar buiten gaat, hoe meer discriminatie je ervaart.’ – Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA.
Hoe het is om nageroepen en lastig gevallen te worden op straat, of juist geseksualiseerd, weten Leslie, Anisha en Danique maar al te goed. Deze jonge vrouwen zijn allemaal van een andere Aziatische afkomst en hebben verschillende ervaringen met asian hate.
‘Ben jij wel goed opgevoed?’
Leslie Wilbrink’s ouders leerden elkaar kennen via brieven schrijven. Haar moeder komt uit de Filipijnen en haar vader is Nederlands. Ze is opgegroeid in Almere. In een kleine, veilige wijk waar iedereen elkaar kent. Toch is het moment waarop ze de ergste agressie meemaakte in deze wijk voorgevallen.
Toen ze als elfjarig meisje een jonge pup uit het uitlaten was het een vriendin van haar, kwamen ze een buurman met zijn grote en gevaarlijke hond tegen. De man begon uit het niets tegen Leslie te schreeuwen dat ze ‘niet goed bij haar hoofd was’ en ‘of zij wel goed was opgevoed’. Zijn hond deed lelijk tegen de puppy en er ontstond een grimmige sfeer. ’Tegen mijn moeder deed hij ook altijd onbeschoft. Als zij in de wijk fietste, ging hij nooit voor haar aan de kant en maakte hij nare, racistische opmerkingen.’ In complete shock na deze onverwachtse, persoonlijke aanval, rende Leslie in tranen naar huis.
Dit voorval schoot bij haar ouders compleet in het verkeerde keelgat. Diezelfde avond zijn haar ouders naar het huis van de buurman gegaan en hebben zij hem geconfronteerd. ‘Als klein meisje was het voor mij een traumatische gebeurtenis, maar het feit dat mijn ouders de buurman meteen hebben aangepakt heeft wel geholpen.’
Na dit heftige voorval heeft Leslie in deze intensiteit geen discriminatie meer meegemaakt. ‘Ik denk zelf dat dit ook komt omdat als jonger kind mijn Aziatische kenmerken meer te zien waren dan nu. Ik heb veel geëxperimenteerd met mijn uiterlijk, allerlei soorten make-up, kleurlenzen en haarkleuren geprobeerd en dan is het toch minder te zien.’
Haar moeder daarentegen, die deze Aziatische kenmerken duidelijker wel heeft, heeft in Nederland regelmatig discriminatie ervaren. ‘Vervelende opmerkingen of schuine ogen heeft mijn moeder vaak meegemaakt. Zeker toen mijn ouders hiervoor nog in een dorp woonden, voordat ze naar Almere zijn verhuisd. Maar m’n moeder zal er niet snel op ingaan.’ Leslie vertelt dat haar moeder een jaar Nederlandse les heeft gehad, maar dat het volgens haar eigenlijk te kort was. Ze heeft soms nog steeds moeite met uit haar woorden komen of zich goed uit kunnen drukken. ‘Ze wil niet dat ze in zo’n situatie over haar woorden struikelt, dus dan houdt ze zich maar stil.’
‘Wat is je afkomst, dame?’
Anisha Tiloe’s Hindoestaanse moeder immigreerde op haar achtste naar Nederland vanuit Suriname, haar Javaanse vader immigreerde op zijn 21e naar Nederland, waar haar ouders elkaar via familievrienden leerden kennen. ‘Als klein kind groeide ik vooral op tussen Javanen en Surinamers in Amsterdam en merkte ik niet zoveel van de verschillen. Maar toen ik naar Almere verhuisde, veranderde dat compleet.’
Tijdens het kerstdiner op de basisschool maakte Anisha voor het eerst mee dat ze zich schaamde voor haar afkomst. Zoals zij omschrijft ‘erg schokkend’, zo had zij zich nog nooit eerder gevoeld. ‘Iedereen nam een eigen gerecht mee naar het kerstdiner en ik had dadar gulang, Javaanse flensjes, meegenomen. De flensjes zijn groen door de pandan. Een van de kinderen in mijn klas riep dat mijn pannenkoeken bedorven waren, later werd dat een beetje een algemene grap.’ Ze kon wel door de grond zakken, maar was tegelijkertijd ook erg verdrietig. ‘Ik schaamde me zo.’
‘Ik en mijn Thaise klasgenoot moesten als enigen in de hele rij onze tassen laten checken en onze zakken leeg maken, dat was wel erg opvallend.’ – Anisha Tiloe
Ook als jonge vrouw maakt ze vaker mee dat ze gediscrimineerd wordt. Tijdens een tripje naar het Belgisch Museum met haar klas, worden zij en haar Thaise vriendin als enigen uit de rij gevraagd om hun tassen open te maken zodat de bewaker deze kan checken. Ook moeten ze hun zakken leeg maken. ‘Dit voelde heel raar, want bij andere klasgenoten werd dit niet gecheckt. Het lastige bij discriminatie en zeker in Nederland, is dat het wat genuanceerder is. Als je je er niet bewust van bent, valt het bijna niet op. Maar in dit soort momenten is het zeker aanwezig.’
Naast dit soort ervaringen wordt Anisha door vaak oudere mannen ook regelmatig gevraagd naar haar afkomst. ‘Als ik aan het werk ben bijvoorbeeld, is soms de eerste of anders tweede vraag meteen wat mijn afkomst is. Het kan zijn dat het gewoon interesse is, maar ik voel me er soms best ongemakkelijk bij.’ In sommige gevallen gingen deze mannen ook Anisha’s afkomst raden: ‘Ben je toevallig Nepalees? Of nee, misschien wel Thais? Mijn vrouw is ook Thais namelijk en je lijkt een beetje op haar.’ ‘Ik vraag me dan echt af: wat voegt deze informatie toe aan jouw leven?’ Naast deze vragen krijgt Anisha ook weleens complimenten, die niet voelen als complimenten. ‘Je kan wel zien dat je Javaans bent, Indonesiërs zijn altijd wel knap.’ Complimenten met een nare nasmaak, volgens haar.
Niet alleen Anisha, maar ook haar ouders maken regelmatig discriminatie mee. Zo waren ze met de familie een dagje in Roermond en deden mensen verderop in het restaurant haar vaders accent na. Haar moeder werkt in een apotheek en krijgt geregeld mensen aan de kassa die liever advies willen van haar witte leidinggevende, dan van haar. ‘Het blijft heel pijnlijk omdat mijn ouders en ik erg ons best hebben gedaan om te integreren en dan worden we soms alsnog
achtergesteld.’
‘Jouw moeder zit vast opgesloten in China’
Danique Hitipeuw werd als jong meisje uit China geadopteerd door een Nederlandse moeder en een Indonesische vader. Ze is geboren in Hunan, een gebied gelegen in Zuidoost-China. ‘Ik heb veel geluk gehad dat mijn vader Indonesisch is, ik kreeg dan in ieder geval geen vragen over waarom ik niet op mijn ouders leek. Mensen gingen er automatisch vanuit dat ik mijn vaders kind was.’
Het moment dat zij zich voor het eerst realiseerde dat zij ‘anders’ werd gezien, was toen ze buitengesloten werd door een vriendin op de basisschool. ‘Ze vroeg mij ‘waar mijn moeder was’ en ‘dat zij vast opgesloten zat in China.’’ Danique begreep op dat moment niet wat haar vriendin bedoelde: hoezo, mijn moeder is toch hier? Terugkijkend op alles wat ze heeft meegemaakt omtrent anti-Aziatische racisme, is dit een van de ergere momenten. ‘Hoe kwam ze daar op? Is dit weleens gezegd door een ouder?’
‘Een meneer in de buurt vroeg aan mij of ik ‘nog een recept voor babi pangang wist’, toen heb ik maar gezegd dat hij dat bij de Chinees op de hoek moest vragen.’ – Danique Hitipeuw
‘Ook is er meerdere keren gezegd ‘Ga terug naar je eigen land’ of op straat worden er dingen geschreeuwd als ‘poepchinees’, ‘chinoe’, ‘ni hao’ en ga zo door.’ Als Danique in de stad is, loopt ze met een grote boog om groepjes jongens heen. De kans dat zij iets gaan zeggen is volgens haar erg groot. Danique valt het op dat jongens binnen groepen elkaar aansteken met deze racistische opmerkingen. ‘Toen ik in Amsterdam West woonde was het echt heel erg, ik ben heel vaak uitgemaakt voor bijvoorbeeld ‘poepchinees’. Ik verhuisde later naar Andijk, een dorp in de buurt van Hoorn. Daar kwam dit minder voor, maar de mensen daar zijn onwetender.’ Zo kwam er een man naar haar toe met de vraag of Danique nog een ‘goed recept wist voor babi pangang’, waarop zij reageerde ‘geen idee, dat moet je vragen aan de Chinees op de hoek.’ ‘Ik probeer strategisch te reageren op zulke opmerkingen, niet boos, maar wel duidelijk te maken dat ik er niet op zit te wachten.’
Voor Danique was het lastig om na zulke kwetsende opmerkingen steun te vinden bij haar ouders. ‘Mijn moeder zei dan ‘schreeuw dan kaaskop terug’, maar zo werkt het niet. Ze begreep niet hoe pijnlijk de opmerkingen waren. Hoe erg ik me ook aanpas, ik zal altijd gezien worden als de ander; de Chinees, de Aziaat.’ Tijdens corona kreeg ze nog meer opmerkingen over zich heen. Toen begon haar moeder meer te begrijpen hoe lastig het is om gezien te worden als de ander of het probleem. ‘Maar het blijft belachelijk dat een gebeurtenis zoals corona nodig is voor mensen om in te zien dat Aziaten in Nederland aanzienlijk gediscrimineerd worden. En niet alleen woorden, denk aan Aziatische restaurant- en snackbarhouders die aangevallen worden, het is echt heel erg.’
Snackbarhouder You Wei Chen doodgestoken
Een bekende zaak is die van de 39-jarige You Wei Chen. Hij was snackbarhouder van cafetaria Houtwijk in Den Haag. Samen met zijn vrouw Xiao runde hij de zaak al jaren. Nadat hij en zijn vrouw ruzie kregen met drie jongeren omdat ze hun coronapas niet wilde laten zien, escaleerde de situatie. Er was al maanden onenigheid, totdat Wei Chen en zijn vrouw de tieners tegenkwamen op de parkeerplaats vlakbij hun huis. De jongeren lokten een vechtpartij uit die resulteerde in Wei Chen’s overlijden. Hij werd meerdere keren gestoken en overleed kort daarna in het ziekenhuis. Zijn vrouw belde 112 tijdens deze situatie en schreeuwde in de telefoon ‘dat haar man werd doodgeslagen door kinderen’. Alhoewel er niet bevestigd is dat Wei Chen doodgestoken is vanwege zijn afkomst, is het wel bekend geweld, polarisatie en verharding in de Nederlandse samenleving toeneemt. Het AIVD waarschuwde hier in 2021 al voor.
Omstanders hebben een sleutelrol
Steeds meer mensen met een Aziatische achtergrond spreken zich uit tegen discriminatie, de hardnekkige stereotypen, de polarisatie en het toenemende geweld. Organisaties zoals Asian Raisins en PAC (Pan Asian Collective) zetten zich in tegen anti-Aziatisch racisme. Zo is Asian Raisins een campagne gestart – ook is de bijbehorende petitie veelvoudig ondertekend – tegen het lied wat gezongen wordt op basisscholen, ‘Hanky Panky Shanghai’. Volgens de organisatie is het een racistisch lied omdat de woorden niks betekenen, daarbij is het de bedoeling dat kinderen aan hun ogen trekken om zo spleetogen met hun vingers te maken. Asian Raisins pleit ervoor dat het lied verdwijnt om kinderen niet verkeerd te beïnvloeden.
Bewustzijn verspreiden vanuit de Aziatische community is erg belangrijk, maar volgens Daru van Movisie moeten mensen intern veranderen om discriminatie af te laten nemen. Om een voorbeeld te schetsen, als een Aziatische vrouw op straat wordt nageroepen met racistische leuzen, is het niet aan het slachtoffer om de pleger van de discriminatie aan te pakken. De omstanders hebben hierin een sleutelrol. ‘Het werkt namelijk veel beter als iemand die op de pleger lijkt, deze persoon aanspreekt.’
‘Het maakt niet uit hoeveel jij je als persoon aanpast, je zal altijd gezien worden als ‘de ander’. Discriminatie is iets wat intern bij iemand moet veranderen.’ – Saskia Daru, projectleider Sociale Veiligheid bij Movisie.
Het maakt namelijk niet uit hoeveel iemand zich aanpast aan het land waarin hij of zij leeft, sommige mensen zullen je, vanwege je uiterlijk, altijd blijven zien als ‘de ander’. ‘De lengte van je verblijf in Nederland, ook al ben je hier geboren en spreek je de taal goed, heeft geen invloed op de mate waarin je discriminatie ervaart,’ vertelt de projectleidster. Het is volgens haar iets wat mensen intern moet veranderen, als zij hier voor open staan. Het kan bijvoorbeeld helpen om trainingen op werk of scholen te geven, hoe om te gaan met ongemakkelijke situaties. En dan hebben we het niet alleen maar over discriminatie, maar ook seksueel overschrijdend gedrag.
Discriminatie altijd melden
Het is niet altijd wenselijk om je als omstander in een escalerende situatie te mengen, maar er zijn ook nog andere dingen die kunt doen. Zoals het bieden van steun na het feit. ‘Ik hou me zelf al jaren met discriminatie bezig, ook vanwege alle onderzoeken die ik heb gedaan, en iets wat ik altijd doe is het bieden van steun nadat een slachtoffer is lastig gevallen’, vertelt Poerwoatmodjo. ‘Daarbij adviseer ik ook iedereen om een melding te maken van discriminatie. Of contact op te nemen met de plek of organisatie waar dit incident is voorgevallen.’
‘Het is heel belangrijk dat organisaties weten wat er voor en achter de deur gebeurd. Hoe meer meldingen van discriminatie, hoe meer de druk toeneemt om iets aan deze situatie te doen.’ – Joey Poerwoatmodjo, onderzoeker De Stilte Voorbij.
Als voorbeeld legt hij uit dat een vriend van hem van Molukse afkomst tijdens een avond uit benadeeld werd door een bewaker. Hij mocht niet met slippers naar binnen – het was een strandfeest – maar hun witte vriend, met dezelfde slippers aan, wel. Poerwoatmodjo heeft toen een melding gemaakt bij deze club. ‘Het is heel belangrijk dat organisaties weten wat er voor en achter de deur gebeurd. Hoe meer meldingen, hoe meer de druk toeneemt om iets aan deze situatie te doen.’
Deze meldingen hebben ook daadwerkelijk zin. Een bekend voorbeeld in Amsterdam is dat feestorganisator Connekt afstand heeft gedaan van de bekende club Jimmy Woo in de Leidsestraat. Na vele meldingen van een racistisch deurbeleid en het benadelen van minderheden, in dit geval voornamelijk mensen van kleur, hebben zij in een statement bekend gemaakt hier geen feesten meer te organiseren.
‘Ik wil niet altijd de vrouw in nagel- of massagesalon zijn’
Naast omstanders informeren en het melden van discriminatie, om hier meer grip op te krijgen, is het belangrijk dat er meer representatie komt voor Aziatische Nederlanders. ‘Door de representatie van Nederlanders met een Aziatische achtergrond in de media en films bijvoorbeeld te vergroten, zorg je dat mensen positiever naar deze groep kijken’, Daru benadrukt dat counter-stereotypen, tegenstellingen van de stereotype beelden die we al kennen, helpen binnen representatie om de samenleving anders te laten denken over minderheden.
In de documentaire Hanky Panky Goodbye vertelt maakster Roosmarijn Wind, een jonge vrouw geadopteerd uit Zuid-Korea en opgegroeid in Overveen, dat zij als actrice altijd de standaard rollen aangeboden kreeg. ‘Ik mocht dan de vrouw in de nagelsalon of massagesalon spelen, maar dat wil ik helemaal niet.’ Zij heeft die rollen in het verleden wel gespeeld, maar is het zat dat Aziaten altijd dezelfde rollen toegeschreven krijgen. Daarom was ze zo blij toen ze in de film Tatta’s Trisha mocht spelen, een uitgesproken, gekke meid en hoofdrol, heel anders dan de stereotype rollen die zij eerder speelde.
Nog meer onderzoek nodig
Ondanks er recentelijk meer onderzoeken zijn gedaan naar anti-Aziatische discriminatie, is er nog heel veel wat we niet weten. Zo wordt er in het onderzoek van de UvA genoemd dat geadopteerde kinderen meer discriminatie ervaren dan geadopteerde kinderen, maar cijfers hierover zijn er niet. ‘Het zou goed zijn als hier nog apart onderzoek naar wordt gedaan. Nu weten we bijvoorbeeld ook niet of geadopteerde kinderen in steden en in dorpen in dezelfde mate gediscrimineerd worden’, legt Mann uit, ‘ook weten we niet in hoeverre deze geadopteerde kinderen steun krijgen. Een collega van mij die geadopteerd is vertelde mij dat het vroeger erg moeilijk was. Niet alleen werd hij gepest omdat hij er anders uitzag, maar begrepen zijn ouders ook niet hoe dat voelde, hij miste die steun heel erg. Meer bewustzijn hierover onder ouders is belangrijk.’ Danique beaamt dit ook: ‘Mijn moeder begreep niet hoe het voelde om gezien te worden als dat ander, ik voelde hierdoor soms eenzaam.’
‘Er is heel veel wat we nog niet weten qua anti-Aziatisch racisme. Zo zijn er bijvoorbeeld geen cijfers in hoeverre geadopteerde kinderen meer discriminatie ervaren, of de aard van de discriminatie per Zuidoost-Aziatische bevolkingsgroep.’ – Liesbeth Mann, hoogleraar Sociale Psychologie aan de UvA.
Zo is er ook een duidelijk verschil te zien in hoe Indonesiërs en Chinezen worden behandeld in Nederland, ook daar lijkt in het onderzoek niet een hele duidelijke verklaring voor. ‘Nederland en Indonesië hebben een ingewikkelde geschiedenis en Rutte heeft hij zijn excuses hiervoor aangeboden, dat kan een reden zijn waarom Nederlanders anders naar Indonesiërs kijken en meer begrip hebben gekregen, maar dit kunnen we niet met zekerheid zeggen’, aldus Mann. Volgens haar is er nog veel meer onderzoek nodig, ook naar de ervaring van discriminatie per Aziatische groep in Nederland en Zuidoost-Aziaten hierbij niet onder een groep categoriseert.
‘Noem het beestje bij de naam: racist’
Anisha merkt in haar eigen leven op dat het racisme richting Chinezen anders is dan richting Zuidoost-Aziaten. ‘Er is veel agressie richting Chinezen, terwijl de meningen en verhalen van Zuidoost-Aziaten een beetje opzij worden geschoven ‘want het is allemaal niet zo erg.’ Terwijl het beiden erg is. Want uiteindelijk wordt je hoe dan raar aangekeken of val je uit de toon als jij je eigen cultuur te veel beoefend.’ Volgens haar is het belangrijk om mensen attenter te maken over vooroordelen, die we overigens allemaal hebben, maar bewustzijn hierin is een vereiste. ‘Alleen zo kunnen mensen ten goede veranderen in de omgang.’
‘Er zou een documentaire gemaakt moeten worden waarbij mensen zoals ik de straat opgaan met een verborgen camera en afstappen op de mensen die discrimineren, met de vraag ‘waarom’. Zij worden dan gedwongen om verantwoording af te leggen.’ – Danique Hipiteuw
Volgens Danique mag de aanpak wel wat extremer: ‘Het zou goed zijn als er bijvoorbeeld een documentaire wordt gemaakt over asian hate, waarbij verschillende mensen met een verborgen camera de straat opgaan en er gefilmd wordt wat er daadwerkelijk gezegd wordt en door wie.’ Aan de hand van deze documentaire kunnen er dan Instagram- of Tiktokfragmenten geplaatst worden voor bewustwording. Of volgens haar nog beter, zou er zelfs een nieuw onderzoek gestart worden. Ook vindt Danique het belangrijk dat er in de documentaire op de mensen afgestapt wordt die discrimineren, met de vraag waarom. ‘Waarom maken zij deze opmerkingen? En ze ook bij hun namen noemen, namelijk racist. Zo moeten zij ook verantwoordelijkheid afleggen.’
Huidige regering
Of meer onderzoeken, meer bewustzijn, campagnes en representatie gaan zorgen voor een afname van discriminatie is nog maar de vraag. ‘Discriminatie is afhankelijk van vele externe factoren, zoals internationale ontwikkelingen, de politiek en nieuwe wetten bijvoorbeeld. Hoe meer vertrouwen er is in de politiek, hoe vrijer mensen zich voelen om over discriminatie te praten,’ legt Daru uit. Zo betekent de huidige stijging in het aantal discriminatiemeldingen niet perse iets slechts, maar juist dat mensen hier openlijker over willen praten. Als voorbeeld vertelt ze dat de cijfers van seksueel misbruik in Scandinavië erg hoog zijn, maar dit niet betekent dat het in Scandinavië daadwerkelijk meer voorkomt dan in andere landen. Het is minder een taboe om erover te praten en dus worden er meer meldingen gemaakt.
‘Om discriminatie te kunnen verminderen, moet je erin investeren en dus moet er geld naartoe. Maar met de huidige regering is het nog maar de vraag of er op ingezet gaat worden.’ – Joey Poerwoatmodjo, onderzoeker De Stille Voorbij.
Andersom werkt het principe hetzelfde. Als er minder vertrouwen is in de overheid, worden er minder meldingen gemaakt. Daru vraagt zich daarom ten sterkste af wat er met de meldingen zal gebeuren met de nieuwe regering. Ook Poerwoatmodjo heeft zijn bedenkingen: ‘Als je wil dat er een probleem opgelost of in ieder geval aangepakt wordt, moet je erin investeren. Er moet dus geld naartoe. Maar of dat met de huidige regering gaat gebeuren is nog maar de vraag.’



