‘Ruttes excuus was een pleister voor mijn wonden’
Hoe is het om als persoon met een migratieachtergrond in Nederland te aarden? Voor vele Nederlanders een vraag, maar voor de 28-jarige Asri Maharani een weet. Op vroege leeftijd verhuisde zij met haar moeder vanuit Indonesië naar Nederland. Het was een ware cultuurshock voor haar met zowel goede, als minder goede kanten.
Asri Maharani met een foto van haar als jong meisje samen met haar moeder in Indonesië in de hand.
‘Alles was zo groot. De gebouwen, de mensen. Ik was zelf tien jaar en nog een klein meisje, maar alles was zo anders dan in Indonesië. Ik herinner me nog dat ik voor het eerst slagroom geproefd had en er helemaal verliefd op was. Het bakje slagroom was op en ik vroeg aan mijn stiefvader of we nieuwe slagroom konden halen. Het was inmiddels al avond en tien uur geweest, dus alle supermarkten waren dicht. We zijn toen met de familie langs allerlei tankstations gereden om te vragen of ze slagroom verkochten. Jammer genoeg keerden we met lege handen terug naar huis, haha.’
De buitenlandse opdracht
‘Mijn moeder werkte in de jaren ’90 voor een verzekeringsmaatschappij en kreeg een opdracht in Nederland aangeboden. Daar leerde ze mijn stiefvader kennen via een vriend, hij is ook Indonesisch maar woont al erg lang in Nederland. Ze werden uiteindelijk verliefd en trouwden. Een aantal jaar werd mijn zusje geboren. Toen besloot mijn moeder om permanent in Nederland te gaan wonen. In de tijd dat mijn moeder in Nederland aan het werk was, woonde ik bij mijn oma in Yogyakarta. Na tien jaar ben ik toen naar Nederland verhuisd. Mijn twee oudere broers bleven achter in Indonesië. Zij waren beiden toen al in hun twintiger jaren en hadden hun complete leven daar al opgebouwd. Hen mis ik het meest als ik aan Indonesië denk. Ook al spreek ik ze bijna elke dag, ik heb ik ze al meer dan drie jaar niet meer gezien vanwege corona.’
Een geloofskwestie
‘Mijn moeder bezocht me veel toen ze aan het werk was in Nederland en ik kon me nog herinneren dat ze me op een dag bezocht en niet meer naar de moskee ging, maar naar de kerk. Mijn stiefvader is christen en mijn moeder is bekeerd toen ze trouwde met hem. In het begin was het allemaal nog wat vreemd en wist ik niet wat ik moest doen. Maar mijn familie is altijd heel open geweest, ik mocht kiezen welk geloof ik aanhing. We hebben altijd met verschillende geloven samen geleefd in Indonesië, dus voor mij was dat normaal. Mijn broers zijn nu bijvoorbeeld beiden moslim, terwijl ik christen ben en dat is nooit een probleem geweest.
In het dorpje waar we woonden, keken onze buren eerst wel gek toen bleek dat we een familie waren van verschillende gelovigen. Voor de mensen was het toch iets om over te roddelen. Maar na een tijdje was iedereen er wel aan gewend. Mijn familie heeft altijd veel gedaan voor de mensen. Tijdens het Suikerfeest stelden we de garage van mijn oma open voor iedereen uit het dorp. We kookten dan met z’n allen (en moet je nagaan, mijn oma heeft twaalf kinderen) en zorgden ook dat de minderbedeelden goed konden eten op deze feestdag. Daar was iedereen ons altijd dankbaar voor. Het was ook erg leuk om te doen.’
‘Je eten stinkt’
In Indonesië kende ik alles, het voelde vertrouwd. Toen ik naar Nederland kwam was de cultuurshock groot. Alle mensen die ik zag waren zo lang, ze hadden een andere huidskleur en spraken een andere taal. De taal leren vond ik echt heel moeilijk. Maar naast deze uiterlijke kenmerken is de cultuur totaal verschillend. Tijdens lunchpauzes op de basisschool gaf mijn moeder me altijd noedels mee. Kinderen in m’n klas keken me dan aan en zeiden: ‘Wat is dat? Het stinkt.’ Dat was heel onprettig, na een tijdje vroeg ik maar aan m’n moeder of ze gewoon een boterham voor me klaar kon maken.
Op de middelbare school was dat wel wat anders. Ik sprak toen inmiddels de taal al beter en ik ben opgegroeid in Almere, dus daar was wel sprake van diversiteit. Ik werd omringd met mensen met verschillende culturele achtergronden. Maar ook op de middelbare school is me vaak genoeg gevraagd ‘wat ik hier doe’ en ‘wat mijn doel is hier’. In mijn hoofd hou ik mezelf voor dat het gewoon interesse is, maar ik weet beter. Ik laat het op zo’n moment van me afglijden, maar het raakt me wel.’
Zwarte bladzijde uit de geschiedenis
‘In combinatie met de cultuurverschillen en vervelende opmerkingen, speelt de Indonesische-Nederland geschiedenis ook een grote rol in waarom ik het soms lastig vind om in Nederland te wonen. Alle uitbuiting en het geweld uit het verleden doet nog steeds pijn. Ook al woon ik hier al zeventien jaar, ik heb het daar nog altijd moeilijk mee. Ik houd ook nog steeds vast aan mijn Indonesische paspoort, dat is mijn trots. Indonesië is toch mijn eerste thuis. De familie van mijn moeder vond het heel moeilijk dat ze naar Nederland ging verhuizen. Er is haar vaak gevraagd: ‘Waarom kies je voor dat land?’ De Nederlanders hebben veel schade aangericht in Indonesië, veel goud, waardevolle spullen en stukken grond van mijn familie gestolen, dat zit nog fris in het geheugen bij ons en zal ook nooit vergeten worden.
De familie van mijn stiefvader aan de andere kant, kijkt er heel anders naar. Zijn familie werd beschuldigd van samenwerking met de Nederlanders tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog. Zijn ouders hadden een havenbedrijf en de Nederlanders maakten daar gebruik van, meerden hun boten daar aan bijvoorbeeld. Mijn stiefvaders’ familie had geen keus, ze moesten de Nederlanders wel toelaten. Maar hoe hard ook, na de oorlog waren zij niet meer welkom in Indonesië. Mijn stiefvader was toen nog heel klein, dus voor hem is het nu niet erg om Indonesië te bezoeken. Voor zijn ouders wel.
Echter, Rutte heeft recentelijk zijn excuses aangeboden aan de Indonesiërs en dat is zogezegd een ‘pleister voor mijn wonden’. Het neemt mijn pijn van het verleden niet weg, maar het bewustzijn is er nu wel. Ook zijn er erfstukken teruggegeven aan Indonesië. Het is duidelijk dat de geschiedenis zich nooit meer mag herhalen en dus heb ik een manier gevonden om hiermee om te gaan. Ook om me heen merk ik dat mensen zich bewust zijn van de Nederlands-Indonesische geschiedenis en dat geeft me een gevoel van steun. Daarbij zijn Indonesiërs niet de enige bevolkingsgroep met een slecht verleden met Nederland. Denk aan de Surinamers of Antillianen, dus ik voel me in dat opzicht niet alleen.’
Vrij leven, goed leven
‘Ondanks de nare geschiedenis, ben ik erg blij dat ik hier woon. Je bent hier zo vrij. Ik probeer van beide culturen de positieve kanten mee te nemen in mijn eigen leven. Indonesiërs zijn super gastvrij en familiegericht, dat vind ik heel mooi. En zo zijn Nederlanders gedisciplineerd en open. Als ik iets vind, ben ik hier vrij om mijn mening te uiten, in Indonesië is dat anders.
Daarbij zijn Indonesiërs super lui, haha. Toen ik net in Nederland kwam wonen, kwam ik soms een halfuur te laat op school of bij een afspraak. Nu weet ik dat ik op tijd moet zijn en vraag ik mezelf ook altijd af: hoe belangrijk vind ik dit? Op tijd komen is heel belangrijk als je een goede toekomst in Nederland wil. En die heb ik gelukkig nu ook, maar ik heb er hard voor moeten werken.
Aan de Nederlanders die hun twijfels hebben over mensen met een migratieachtergrond zou ik alleen maar als tip kunnen geven: we kennen het gezegde ‘wat een boer niet kent, eet hij niet’, maar sta eens open voor andere culturen en wie weet vind je het wel heel lekker.’
--------------
Hier kunt u content plaatsen.
Deze tekst past u aan door erop te klikken.
